Skip to content

Geschiedenis van de Labrador Retriever

St. John’s honden

Alhoewel men over de werkelijke oorsprong van de Labrador nog in het onzekere verkeert, wordt aangenomen dat ze aan het einde van de 18e eeuw door vissers vanuit Newfoundland naar Engeland zijn gebracht. Er zijn verhalen waaruit men kan opmaken dat deze honden in de 17e eeuw door Europeanen naar Amerika zijn meegenomen, maar deze gegevens zijn zo minimaal, dat men de juistheid ervan in twijfel trekt.
In de 18e eeuw ontwikkelde zich in Newfoundland een ras, waarvan de grote langharige honden gebruikt werden voor de slee, terwijl de kleinere honden door de vissers werden gebruikt bij hun werk. Dit ras werd de Newfoundland genoemd. Het is kolonel Peter Hawker geweest die volgens Lorna Countess Howe tussen 1812-1814 deze honden heeft gescheiden. De grote hond werd de Newfoundland genoemd en de kleinere de Labrador of St. John’s hond. Deze kleinere honden waren gemakkelijk hanteerbaar, met een sterk reukvermogen, bovendien waren ze zeer intelligent. Ze hadden zwemvliezen tussen de tenen, een waterafstotende vacht en een korte dikke otterstaart. De Canadese vissers gebruikten deze honden bij het vissen; zij apporteerden de vissen die door de netten glipten. Vele verhalen zijn hierover in Engelse boeken opgenomen. In ieder geval staat het vast dat deze honden goed bestand waren tegen de kou, zeer geschikt voor het waterwerk en in bezit van een groot uithoudingsvermogen.
Omstreeks 1820 zijn er honden van dit kleineren slag door de vissers naar Engeland gebracht., Speciaal het havenplaatsje Poole in Dorset wordt genoemd. Lord Malmesbury, die in de buurt van Poole woonde, en kolonel Peter Hawker kochten deze honden van de Canadese vissers en hebben deze geïmporteerde Labradors gekruist met hun eigen Engelse jachthonden. Want, schrijft Peter Hawker in zijn boek uit 1814 ‘Instructions to young sportsman’. Deze Labradors waren ‘as by far the best for every kind of shooting’.
Hier zien we dus voor het eerst dat ze niet slechts door vissers, maar ook door jagers gebruikt konden worden. Lord Malmesbury en de  vijfde Duke of Buccleuch hebben door met deze honden te fokken, een basis gelegd voor de latere Labradors. Lord Malmesbury fokte in 1885 de reu Avon; hij gaf Avon en de teef Nell aan de zesde Duke of Buccleuch in Schotland en zo ging Avon de geschiedenis in als Avon Buccleuch. Het was een reu die veel gebruikt werd, hij vertegenwoordigde het type zoals men in die dagen een Labrador wenste. Men kan wel zeggen dat hij de voorvader is van alle Labradors. Het is te danken aan Lorna, Countess of Howe, de Eleventh Earl of Home en Viscount of Knutsford, dat het ras nog onbedorven is gebleven. Zij hebben zeer veel bijgedragen aan de vooruitgang van de Labrador. En zoals Mrs. Mary Roslin Williams zeer terecht in haar boek ‘All about the Labrador’zegt ‘het voortbestaan van dit ras, zoals het is ontstaan, is zeer belangrijk. Men moet bedenken, dat alle honden die gefokt worden, ook gebruikt moeten kunnen worden voor de jacht, als blindengeleidehond of als hasjhond. Als de Labrador een gewond dier niet apporteert of een blinde gewond raakt door een karakterfout van de Labrador, dan is de mens daarvoor verantwoordelijk. Als wij allen werkelijk een studie maken van de standaard, de afstamming en het karakter, dan zullen wij onze Labrador, die populair werd door zijn geweldige karakter en uiterlijk, kunnen behouden.’

Ben of Hyde van Major Radcliffe

Vanaf 1840 is er meer documentatie over de Labrador teruggevonden. Eén van de eerste geregistreerde zwarte Labradors was de eerdergenoemde teef Nell van Lord Malmesbury. De gele Labrador kwam in die tijd toch ook reeds voor. Want Mrs. Mary Roslin Williams vertelt in haar boek over een schilderij in het Bowes Museum, Barnard Castle, Co. Durham. Op dit schilderij anno 1848 is Mrs. Josephine Bowes afgebeeld met haar gele Labrador Bernadine. De eerste gele Labrador die officieel geregistreerd werd, was Ben of Hyde van Major Radcliffe. Ben was geboren in 1899 uit 2 zwarte ouders en grootouders. Hij vererfde vele gele nakomelingen bij zwarte teven (hetgeen erop wijst dat deze zwarte teven onzuiver zwart waren). De gele Labrador werd pas na de Eerste Wereldoorlog op tentoonstellingen toegelaten.
In 1903 werd de Labrador door de Engelse Kennel Club erkend. In ‘The popular Labrador Retriever’ van Lorna, Countess Howe staan vele foto’s van de toenmalige bekende Labradors; o.a. Dual Ch. Banchory Bolo, geboren in 1915 en schitterende foto’s van de Munden Labradors. Het is altijd leerzaam die afbeeldingen van deze oude Labradors te bestuderen.
De leverkleurige Labrador werd voor het eerst door mr. Severn in 1938 beschreven.  Dr. Montgomery had diverse malen leverkleurige (chocolates) Labradors in de door hem gefokte nesten. Dat de Labrador in Engeland snel aan populariteit won, tonen de volgende cijfers. De Engelse Kennel Club publiceerde een registratie van in 1921 – 281 Labradors; in 1932 – 1205; in 1952 – 3196; in 1960 – 6000 en in 1974 – 12.849. (Destijds op de derde plaats van alle rassen).
Vermeldenswaard is het dat de Engelse Koninklijke Familie Labradors voor de jacht ging houden en ging fokken. Het is bekend dat Koning George V Labrador Retrievers en Clumber Spaniels in zijn Sandringham kennel hield. Tot op heden wordt deze kennel door de Koninklijke familie nog steeds in stand gehouden en enkele honden uit deze kennel hebben op Fieldtrials naam gemaakt.
In de loop der jaren groeide echter de afstand tussen de groep Engelsen die de Labrador speciaal voor de jacht fokte en de groep die de Labrador meer op de standaardvoorschriften ging fokken. De Engelse Kennel Club heeft getracht deze kloof te overbruggen door twee kampioenstitels in te stellen. De Show-Champions hebben slechts een bepaald aantal punten op de tentoonstellingen weten te behalen.

King George VI met Labradors.

Vermeldenswaard is het dat de Engelse Koninklijke Familie Labradors voor de jacht ging houden en ging fokken. Het is bekend dat Koning George V Labrador Retrievers en Clumber Spaniels in zijn Sandringham kennel hield. Tot op heden wordt deze kennel door de Koninklijke familie nog steeds in stand gehouden en enkele honden uit deze kennel hebben op Fieldtrials naam gemaakt.

In de loop der jaren groeide echter de afstand tussen de groep Engelsen die de Labrador speciaal voor de jacht fokte en de groep die de Labrador meer op de standaardvoorschriften ging fokken. De Engelse Kennel Club heeft getracht deze kloof te overbruggen door twee kampioenstitels in te stellen. De Show-Champions hebben slechts een bepaald aantal punten op de tentoonstellingen weten te behalen.                                                                                                              

Ch Ruler of Blaircourt

In 1960 kwam een zwarte reu naar voren, Ch Ruler of Blaircourt van het echtpaar Cairns. Deze reu werd opgevolgd door Ch. Sandylands Tweed of Blaircourt van Mrs. Broadley. De twee reuen komen in bijna elke stamboom van de huidige Labradors voor. Kinderen en kleinkinderen van deze reuen zijn niet allemaal bij naam te noemen. De Labradors gefokt in de Sandylands kennel van Mrs Gwen broadley zijn wereldberoemd. Het meest bekend is de reu Ch. Sandylands Mark, geboren 1961.

De ontwikkeling van het ras in Nederland

Hoewel er in de eerste helft van de negentiende eeuw al af en toe Labradors vanuit Engeland werden geïmporteerd, die voornamelijk voor de jacht werden gebruikt, begon het ras zich pas eind vijftiger jaren te ontwikkelen. Bij het napluizen van de eerste hondenstamboeken uit de jaren 1956-1960 komen we een drietal namen regelmatig tegen: Jhr. W. Quarles van Ufford (van Varenhof), Jhr. Th. Roëll ( van de Berenpan) en mevrouw A. Sauer- v.d. Sluys (Sabo). Mevrouw Sauer importeerde in 1956 Wendover Delilah, in 1959 de reu Rodleigh en in 1960 Wendover Meg.
Uit de combinatie Sabo’s Christiane en de import reu Sailor of Rochabee fokte zij in 1966 het Sabo’s G-nest, met als bekendste nakomelingen Sabo’s Giant en Gallant. Mevrouw Bijvoet importeerde in 1964 de gele reu Candlemas Oberon, een hond die zowel in de ring als in het veld zijn goede kwaliteiten heeft bewezen. Mevrouw A.H. Kwint-Wiersum fokte in 1969 uit Candlemas Oberon en de import teef Sunny Lochgowrae het Sunnyloch’s C-nest. Uit dit nest kwamen maar liefst 4 kampioenen naar voren: Cider, Cedric Commander en Cherry. In 1964 werd de Nederlandse Labrador Vereniging opgericht, welke oprichting een duidelijke stimulans is geweest voor de verder ontwikkeling van ‘ons’ ras in Nederland. Hoeveel labradors er op dit moment in Nederland zijn is niet helemaal bekend, maar geschat wordt dat er tussen de 40.000 – 45.000 geregistreerde labradors zijn.  Het aantal leden wat aangesloten is bij de Nederlandse Labrador Vereniging anno 2011 is ongeveer 6250.
1975 was het jaar van de zwarte kampioenen Jorrit van Canis Frisiae, Sunny Lochs Flipper en de importreu Evarace Arkle. Deze laatste drukte zijn stempel op de kennels Van de Hanzelhoeve, Van Marleans en Van “t Weerlicht. In combinatie met teven van deze kennels zorgde Evarace Arkle voor een aantal uitmuntende jachthonden. In 1979 wonnen de gele Labradors terrein. Nederlands Kampioen werd toen de Engelse importhond Arkle of Ballyduff, die zorgde voor een duidelijke verbetering van het type van de Nederlandse Labrador.

De jaren tachtig en negentig

De populariteit van de Labrador retriever bleef toenemen. Ook het aantal mensen dat met hun Labrador ging fokken steeg en hierdoor groeide ook het aantal bij de Raad van Beheer geregistreerde kennels. In het begin van deze jaren zorgde de importteef Black Cygnet of Powhatan voor succes in de Ladylands-kennel. Zij heeft met verschillende reuen nakomelingen van een goed type voortgebracht. Met name de combinatie met Sandylands Strinesdale O’Malley was zeer succesvol en leverde de twee kampioenbroertjes Ladylands Blitz-Boy en Black Arrow op. Deze laatste had grote invloed op de fokkerij.
In het begin van de jaren tachtig nam de belangstelling voor de werkeigenschappen af en werd de interesse meer en meer verlegd naar het tentoonstellingsgebeuren. De invloed vanuit het., moederland` van de Labrador retriever, Groot-Brittannië, was aanzienlijk. Er werden in toenemende mate honden geïmporteerd uit toonaangevende Britse kennels als Ballyduff, Balnova, Charway, Cranspire, Lawnwoods, Rodarbal, Sandylands, Powhatan en Wetherlam.
Halverwege de jaren tachtig kreeg men belangstelling voor de kleur “chocolate”. In dit kader moeten de reuen Wetherlam Nutcracker (chocolate) en Balnova Sultan (zwart) genoemd worden, die beide vijf Nederlandse kampioenen voortbrachten, alsmede import-reuen uit de Donalbain enKampsall- kennel. Canette von Thornhem – dochter van Wetherlam Nutcracker – was de eerste cholate die nederlands kampioen werd (1987).
De enorme vlucht van de chocolate Labradors heeft een onmiskenbaar stempel gedrukt op de fokkerij, zowel in Nederland als in de ons omringende landen. Sterke lijn(in)teelt ten behoeve van de gewenste kleur werd daarbij niet geschuwd,met alle gezondheidsrisico’s die dit met zich meebrengt. Zwarte labradors die het chocolate-gen dragen zijn momenteel in de meerderheid.
Ten gevolge van toegenomen internationale contacten is de invloed van buitenlandse honden op het Nederlandse labradorbestand toegenomen. Tegelijkertijd is de invloed vanuit Groot-Brittannië afgenomen, al maken de fokkers van de zogenaamde “Field Trail” Labradors – met name gefokt op basis van werkeigenschappen – ook in nederland vooral gebruik van Brits en ook wel Iers bloed.

Populariteit

De tendens, ingezet in de jaren tachtig, zette zich voort in de jaren negentig. De Labrador Retriever, mede bekend om zijn kind vriendelijkheid werd de gezinshond bij uitstek. Maar een toenemende belangstelling voor een bepaald ras heeft ook een keerzijde, omdat de praktijk uitwijst dat een beperkt aantal reuen wordt ingezet voor de fok, waarmee de verspreiding van erfelijke eigenschappen – zowel de goed als de slechte – toeneemt. Bij labrador Retrievers komen, net als bij elk ander ras, aandoeningen voor waarbij erfelijke factoren een rol spelen. Met heupdysplasie (HD), elleboogdysplasie (ED), progressieve retina atrofie (PRA) en cataract wordt door de meeste fokkers rekening gehouden bij het selecteren van fokdieren. Inmiddels is controle op deze aandoeningen vastgelegd in het verenigingsfokreglement.
Halverwege de jaren negentig is de vraag naar chocolate Labradors enorm toegenomen. De selectie van geschikte ouderdieren vraagt om extra zorgvuldigheid, omdat de fokbasis vergeleken met de andere kkleuren immers niet groot is. De toegenomen populariteit van de Labrador Retriever is ook merkbaar aan het aantal aangevraagde stambomen. Waren dat er in 1960 slechts 16, in 1970 was dat aantal opgelopen tot 235 en in 1990 tot bijna 4.000. Vanaf 2000 staat de Labrador Retriever op de eerste plaats in de “toptien” van populairste rassen. In 2005 werden er 4.907 Labrador Retrievers ingeschreven in het Nederlands Honden Stam Boek. Sinds 2010 worden er minder honden in het NHSB ingeschreven. Een verschijnsel dat zich bij alle rassen voordoet, ook bij de Labrador Retriever. In 2018 werden er 3400 Labrador Retrievers ingeschreven. De vraag naar Labrador Retrievers is echter groter waardoor het fokken van zogenaamde “lookalikes” toeneemt. De afstamming van deze honden en daarmee de zo belangrijke gezondheidsgegevens van de voorouders zijn echter niet controleerbaar. Om die reden promoot de NLV de stamboomhond en stimuleert zij haar leden om een nestje te fokken en de reuen in te zetten voor de fok.

 

Back To Top